De Ketjes in Brussel — deel 2

door Louis Versteeg

door Betty Koppelman

De volgende ochtend, vrijdag 13 juni doe ik mijn gordijnen open en denk ik een déjà vu te beleven. Ik zie iets wat me sterk doet denken aan iets van vorige dag: De zaak Zonnebloem, hoe Kuifje en Haddock uit hun hotel aan de geheime politie ontsnappen. Wordt dit niet ‘beeldrijm’ genoemd?

Gelukkig kunnen wij dit hotel op de gewone manier verlaten, wat we na het ontbijt ook gaan doen.

Met Theo en Ton in hun nieuwe T-shirts heb ik geen moeite, maar die meneer die bij ons ontbijt aanschuift, herken ik niet meteen. Ik heb Dick nu zowat anderhalf jaar regelmatig gezien, maar alleen als Nestor in Kasteel Groeneveld zag ik hem zonder muts en toen zag hij er sowieso heel anders uit. Het is inderdaad veel te warm voor een wollen muts, hij heeft groot gelijk. Ton houdt wel zijn pet op. Het moet ook niet gekker worden.

We gaan met de auto’s naar de Marollen. Met hulp van Ton vinden we een parkeerplek en we beginnen onze wandeling hier op het Vossenplein, waar ik graag heen wilde, omdat de vorige keer dat ik hier was, de markt al opgeruimd was.

Tegen Dick zeg ik dat we hier nu, net als Kuifje, eigenlijk wel een schip zouden moeten vinden. “Kijk eens Bobbie, wat een mooi schip!”, citeert Dick prompt een oude druk. “Het is waarlijk bijzonder mooi. Ik heb veel lust het te kopen en het Kapitein Haddock te schenken…”

Lachend lopen we door en dan zie ik dat Ton ergens naar wijst. Het is een oud schip. Het is waarlijk bijzonder.

Het stof van eeuwen ligt erop. Wij hebben geen lust het te kopen, zeker niet voor de gevraagde 500,-  In Eenhoorn vroeg de handelaar 50 frank, Kuifje pingelde af tot 40. Zelfs voor 40 euro willen wij dit schip niet, maar de binding met Kuifje en Hergé is hier op het Vossenplein, waar Hergé zelf graag kwam, nu wel duidelijk voelbaar. Kijk nog maar eens naar deze foto.

Dat is de gevel waar destijds Hergé voor stond, op die beroemde foto die ik een uurtje later zie hangen in Jeu de Bulles, de fantastische winkel op het hoekje van dit plein. Zelfs de kinderkopjes lopen in de goede richting.

We lopen even rond over de markt tot Jeu de Bulles open gaat. We kijken onze ogen uit in deze winkel. De man achter de toonbank herken ik van onze ledendag van 1 juni. Hij was er toen met enkele van de artikelen die ik hier ook zie staan en hij deelde een tafel met Marcel Wilmet die zat te signeren. Er staan en hangen hier heel bijzondere objecten. Wat te denken van dat negendelig lancerings- of landingstafereel in email, of die condor, die beneden bij de deur ook hing.

Als we even niet opletten, heeft Hans Theo ook al aan het wijzen gekregen.

De hebberigheid slaat bij mij toe, in zo’n soort omgeving, maar ik beheers me en beperk me tot twee kleine aankoopjes. Ton heeft er ook last van, maar hij houdt zich wat minder in en besluit tot de aanschaf van maar liefst die hele grote vaas uit Lotus, die boven staat en die ik net nog nietsvermoedend maar vol ontzag op de foto gezet heb. We hoeven er nu niet mee te sjouwen, want Ton haalt hem pas over een paar maanden op, als hij er de ruimte voor heeft. Als we deze schok te boven zijn, vervolgen we onze route. We hebben nog meer te doen.

Ton heeft namelijk een wandeling uitgestippeld met zo’n 14 stops. Dat lijkt wel heftig bij deze temperaturen, maar veel van deze stops zijn stripmuren, die bovendien vaak erg dicht bij elkaar te vinden zijn. Ook zijn de straten hier in de Marollen vaak smal, wat fijn veel schaduw oplevert, Het is verrassend hoeveel muren Brussel blijkt te hebben die zich lenen voor deze kleurrijke stripscenes.

Het valt ons op dat de meeste schilderingen niet aangetast zijn door graffiti; dat zou in Nederland wel anders zijn. We vinden er maar één.

Gisteravond ontdekten wij trouwens bij het Centraal Station boven ons hoofd tegen het gewelf het complete smurfendorp.

Het is even zoeken naar Blake en Mortimer, maar die vinden we dank zij Ton ook, opzij van huisnr 6, in dit klazdrodje, zoals het adres van Zonnebloem luidde in Raket, blijkens het telegram op blz 2. Wij Nederlandstaligen herkennen hierin de knipoog van Hergé naar het Marols voor ‘klein straatje’.  Daarvan zijn er hier in de Marollen immers genoeg. (Met dank aan Theo Lenssen, die voor mij opgezocht heeft waar Hergé deze truc ook weer precies toepaste. In Rotsen  op blz 54 vond hij nog een soortgelijk adres, waar het valse geld naar toe moest, in een iets andere spelling: Sdrodjz 45 in Praag.)

Eigenlijk kwamen we voor Kwik en Flupke naar Brussel, dus die mogen in de serie stripmuren niet ontbreken.

Deze afbeelding was te zien van 1996-2015, maar ging verloren toen het gebouw werd afgebroken. In plaats daarvan kwam in datzelfde jaar op een andere plek de afbeelding waar we nu voor staan:

Je zal de ketjes maar zo naast je balkonnetje hebben, als je je plantjes water geeft!

Wordt vervolgd …


Foto’s van Betty, Ton en Hans

Ook leuk voor jou?