door Betty Koppelman
Na deze korte pauze passeren we het Lombardgebouw, waar onze held op het dak op vele foto’s vastgelegd wordt.



Heel lang kunnen we hier niet blijven, want er wordt op ons gewacht op het Vossenplein, in de winkel Jeu de Bulles, waar Olivier op verzoek van Ton bereid is zijn winkel even wat langer voor ons open te houden. In dit mekka voor stripliefhebbers halen we ons hart op.


Ton kan even kijken naar zijn vaas, die hier nog staat en ik vereeuwig hem naast zijn aankoop van juni jl.


Hij moet even het mandarijnenmutsje van de Jansens passen en ineens heet onze gids Tinton.
Bij vertrek worden we nagemopperd door de kapitein, die ons uitscheldt voor waffelijzer, als ik het goed zie; maar ik heb nou een keer een spellingstic.

Dan lopen we door en passeren we onze vriendjes, de ketjes Kwik en Flupke.

Als alle kwajongens op de foto staan, gaan we verder naar het Goudblommeke, waar enkelen van ons half juni het bier alvast hebben voorgeproefd.

Hergé vindt het ook leuk dat we er zijn.

Nu met deze grote groep gaan we in een achterzaaltje zitten.


Het bier en de andere dranken smaken uitstekend en de aankopen worden uitgewisseld en bekeken. Na deze welkome stop banen we ons een weg door de hectiek rond Manneken Pis.

Het doet bijna mediterraan aan in mijn ogen, het pompeuze gewelf en de nepbloemen erbij, als stelde het (dit keer ontklede) beeldje een heilige voor.

Weldra kunnen we dit moois achter ons laten en gaan we in de Stoofstraat ons weer te goed doen aan een stripwinkel.

Onder de muurschildering naast deze winkel organiseren wij dan in de drukte een groepsfoto en ongevraagd komt een jonge vrouw mij aanbieden deze foto te maken, zodat ik er ook op kom! Dat doet ze goed, we staan er inderdaad allemaal op.

Overigens zie ik nu pas dat er hier op de etalage eveneens verwezen wordt naar Haddocks scheldwoord. Hier lees ik: “Moule à Gaufres”; in dit geval is het een ijzer voor wafels in het meervoud, maar nu wel met één f.
Op de volgende hoek komt René me tegemoet en hij blindeert mijn ogen. Wat is het geval? In de drankzaak die hier gevestigd is, staat levensgroot de whiskywagon uit Rotsen opgesteld.

Ik schijn de naam te hebben dat ik me niet kan inhouden bij het zien van grote pronkstukken van TI, voorheen Moulinsart, maar ik kan u vertellen dat dat best meevalt. Met droge ogen kan ik de wagon aanzien, hij bekoort mij niet, zoals de haai wel deed. Maar lief dat mijn groepsgenoten mij in bescherming nemen tegen mezelf. De wagon staat hier trouwens tussen de kitscherige Mannekens Pis; dan weet je maar wat er van komt, als je veel drinkt.

Zo belanden wij dan op de Grote Markt en vandaar is de Boutique Tintin wel erg dichtbij, waar overigens ook zo’n wagon staat, die ik net zo moeiteloos passeer. Ik bedoel maar.
Mijn reisgenoten duiken hier op de boeken en op de truien en waarachtig, deze keer vind ik T-shirts in mijn maat.


Als wij deze niet te missen winkel met onze aankopen verlaten hebben, doen we nog even het winkeltje aan dat bij het beeldjesmuseum bij de smurf hoort.



Ook hier laten sommigen zich niet onbetuigd, met dit als tussenstand:

En dan heb ik een bepaalde naam, met mijn twee onnozele T-shirtjes!
Bij de Drug Opera aangekomen, het restaurant waar we zullen eten, stelt Ton ons voor de keus: met hem nog verder een paar winkels afgaan, of hier alvast gaan zitten en wat drinken. De keus is niet moeilijk.

Zo zitten deze heren en ik even heerlijk rustig, terwijl de anderen zich elders uitleven.

Er zijn enkele foto’s die getuigen van wat de anderen intussen uitspoken, maar als zij terugkomen, is het eerste wat ons opvalt, de strijkplank die Jan met zich meedraagt.

Hij is gezwicht voor de grote (ingelijste!) poster van de wenskaart. Die heeft hij dus door Brussel met zich meegesleept. De liefde voor Kuifje kan heel ver gaan, maar waar doet dit gesjouw met een schilderij me toch aan denken?

Zou dat ook Jan zijn, die hier loopt te zeulen? Deze foto heeft hij zelf vanochtend gemaakt, nog niet wetend dat…
We gaan naar binnen bij de Drug Opera, waar we boven gaan eten. De nijvere ober wil ons wel op de foto zetten.

Het eten is weer heel lekker en hierna pakken we de metro naar het hotel. Reuze makkelijk, die OV-kaartjes! Ton gaat nog met enkele belangstellenden naar station Luxemburg, waar nog een grote afbeelding van de hand van Hergé bezichtigd wordt, maar de meesten van ons gaan meteen naar het hotel.

Intussen is het donker als we de metro uitkomen en het hotel betreden. Ik moet nog inchecken, net als enkele anderen. Mijn oorapparaatjes zijn na deze lange dag leeg, dus ga ik in de buurt van Coen staan als hij zich aanmeldt, om alvast een beetje te kunnen volgen wat men zo gaat zeggen als ik aan de beurt ben. De dame aan de balie neemt mijn paspoort als Coen zijn handtekening zet en ze geeft mij twee pasjes en het kamernummer. Ik ben verbaasd, maar begrijp weldra dat zij meent dat Coen en ik de kamer gaan delen. Had gekund, maar is niet de bedoeling. Grinnikend wordt het in orde gemaakt en nu krijg ik één pasje en een ander kamernummer. Het is een mooi hotel, en ik heb op mijn eentje een riant bed van 2 meter breed. Ook is er een waterkoker en kan ik fijn een kopje thee maken.

In de appgroep blijkt dat Maarten dat ook doet en dat Dick een mooi biertje uit de minibar haalt. Dat kan ook. Louis herkent in het behang de achtergrond van de schutbladen en meldt dat zijn stappenteller (ondanks ons OV-kaartje) 12 gelopen kms meldt en dat we een behoorlijk tempo hadden. Het was dus met recht “wandelen in Brussel”!
Het douchen in bad bevalt de lange mannen onder ons maar matig, ook is de airco niet overal actief, maar ik slaap prima en ook het douchen verloopt zonder waterballet.
Wordt vervolgd …
Foto’s van André, Betty, Jan, Louis, Maarten en Ton